Een groep reeën noemen we een sprong. Sprongen komen niet het hele jaar voor. Dat is eigenlijk alleen maar in de winterperiode. Voor de rest van het jaar leven reeën meer in kleine familieverbanden zoals een geit met twee kalfjes. Bokken leven meestal apart. Het ree is in principe een solitair dier.
Nadat in het voorjaar de reekalfjes zijn geboren, trekken de geit en haar kroost gedurende de zomerperiode met elkaar op: de zomersprong. Afhankelijk van het aantal nakomelingen zien we sprongetjes van twee of drie reeën bij elkaar staan. Het smalree (kalf van het vorige jaar) sluit zich daar vaak nog bij aan.
Tijdens de bronst – half juli tot half augustus – verlaat de geit overdag haar kalfje(s) en gaat zij op zoek naar een sterke, gezonde bok om voor het nageslacht voor het volgende jaar te zorgen. Het zoeken is wederzijds maar vooral de bok zoekt de geit op. In de bronstperiode zijn daardoor vaak de bok en geit tegelijk te zien: de bok die achter de geit aanloopt om haar te beslaan (paring). Nadat de geit is beslagen gaat zij weer alleen verder met het bemoederen van de in het voorjaar geboren kalfje(s).
Aan het einde van de herfst, tegen het begin van de winter, gaan de zomersprongen op in de grotere wintersprongen. Deze sprongvorming is vooral ingegeven door het voedselaanbod en de behoefte aan rust en veiligheid. Geregeld voorkomende wintersprongen zijn bijvoorbeeld een geit met kalfjes, een smalree (dochter) van het jaar ervoor en een volwassen bok. Sprongen van vier tot vijf dieren.
Tijdens strenge winters zoeken meerdere wintersprongen elkaar op om zich te verenigen tot een grote sprong van soms wel twintig reeën. In het open veld komen nog veel grotere sprongen voor. Na de winter vallen de sprongen weer uiteen. Het bokkalf, dat bijna jaarlingbok is, wordt verjaagd door de geit. Vlak voor de nieuwe kalveren worden gezet (geboren) verjaagt de geit ook haar dochter, het smalree. Het gebeurt echter geregeld dat het smalree na de geboorte van de nieuwe kalveren weer bij haar moeder terugkeert. In de late herfst voegt zich vaak een bok bij het gezelschap; de opmaat naar een wintersprong.